Hij kocht bij zijn trouwen (in 1926) een huis-met-winkel aan de Stationsweg 53 (tegenwoordig Kolfweg), hoek Wilhelminastraat, te Oude Tonge,
pal tegenover het Tramstation. Deze winkel in kruideniers-en tabakswaren werd gedreven door zijn vrouw tot 1944.

Toen in het voorjaar van het oorlogsjaar 1944 het oostelijk deel van het eiland door de Duitse bezetters werd ge�nundeerd, werd het gezin ge�vacueerd naar Dirksland en woonde daar op enige zolderkamers bij Adrianus Hameete, een zwager en (oudste) broer. Het gezin keerde in het najaar van 1945 terug naar Oude Tonge nadat de polder waarin het dorp is gelegen, weer was drooggemalen.
Na de ontzilting van het land werd ook de landbouwproductie weer op gang gebracht en werd ook het commissionairsbedrijf samen met broer Coen weer voortgezet.

Bij de watersnoodramp van 1 februari 1953 werden de bedrijfsgebouwen en alle inventaris volledig weggevaagd. Daardoor, en omdat de landerijen niets meer produceerden lag het bedrijf geheel stil.
Later werd een nieuwe sorteerloods gebouwd op het nieuwe industrieterrein nabij de plaats waar het tramstation voor de ramp had gestaan.
Kort daarop deed bert zijn aandeel in het bedrijf over aan zijn broer Coen.

Na de ramp werkte hij bij de bouw van de nieuwe zeedijk als controleur voor Rijkswaterstaat bij de asfaltfabricage aan de Hoek van Sint Jacob nabij de huidige Grevelingendam aan de oostzijde.
Daarna werkte hij korte tijd bij Levers zeepfabriek te Vlaardiben, daarna tot zijn 65e jaar bij de Koni schokbreker-fabriek te Oud Beierland als kwaliteitscontroleur.

Werd na de inundatie van Oude Tonge, in het voorjaar van 1944 ge�vacueerd naar Dirksland. Zette na het behalen van het MULO-diploma B zijn studie voort in de 4e klas HBS-A te Middelharnis.

Werd met vele andere Flakkeenaars, op 20 december 1944 door de Duitse bezetters opgepakt en als "Arbeitsensatz" naar Duitsland
getransporteerd. Werkte, daartoe gedwongen, bij de Bochumer Stra�enbahn als sjouwer. Werd daar in het Ruhrgebied op 7 april 1945 door het Amerikaanse leger bevrijd en kwam via Noord Brabant, na 3 weken wachten in Steenbergen, na de bevrijding weer terug bij zijn familie in Dirksland.

Verhuisde na het droogvallen van Oude Tonge weer daarheen terug met zijn familie. Ging vervolgens einde zomer 1945 naar de Zeevaartschool
"de Ruyter" in Vlissingen voor de studie stuurman Grote Handelsvaart. Behaalde daar in 1947 het diploma BS.

Trad september 1947 in dienst van de Rotterdamsche Lloyd N.V. (later Koninklijke-) en voer daar achtereenvolgens als stuurmansleerling, 4e stuurman, 3e stuurman en 2e stuurman op 16 verschillende schepen.

Woonde na zijn huwelijk "in" bij zijn schoonouders te Dirksland, bij schoonfamilie te Sommelsdijk en daarna weer te Dirksland. vanaf januari 1955
in een eigen huis aan de Prins Bernhardlaan 38 te Dirksland.

Brak in augustus 1956 zijn studie te Rotterdam voor 1e stuurman af om op 16 augustus 1956 in dienst te treden bij het Loodswezen enz. 4e & 5e district. Werd na zijn opleiding op 1 augustus 1957 benoemd tot zeeloods 2e klasse te Maassluis.
Werd per 1 januari 1960 benoemd tot zeeloods 1e klasse en op 1 december 1974 tot senior-loods (hoofdambtenaar loodswezen C) in het zelfde district (later DGSM-Rijnmond genoemd).

Verhuisde eind januari 1959 naar Hoek van Holland, Columbusstraat 2 en woont sedert april 1971 aan de Barbertijnstraat 13 te Hoek van Holland.

Op 12-09-1951 ging hij voor het eerst naar zee, als matroos o/g op het m.s. "Kieldrecht" van de rederij Phs van Ommeren N.V.

Met onderbreking van � ��n jaar, als gevolg van de watersnoodramp op 1 februari 1953 (hij was dat weekeinde thuis in Oude Tonge) voer hij als matroos bij de Esso (s.s. Esso Den Haag), M�ller & Co (s.s. Cronenburg), op de kustvaart bij rederij Spliethoff (m.s. Bebox) en de Rotterdamse Kolencentrale (m.s. Algarve) en als 3^e stuurman bij de Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij (m.s. Friesland)

Op 08-11-1955 trad hij in dienst van Shell tankers als 4^e stuurman op het s.s. Krebsia. Hij voer bij deze rederij vervolgens als 3^e stuurman en 2^e stuurman op verschillende schepen tot 01-08-1961.

Sedert zijn huwelijk op 23-10-1958 woonde hij te Dordrecht in een eigen woning aan de van Aerssenstraat 1.

Tijdens zijn zeemansloopbaan was hij steeds zeer actief als z.g. "contactlid" van de Centrale van Zeevarenden ter Koopvaardij en Visserij (CKV), de vakbond van zeelieden (thans de Federatie van Werknemersorganisaties in de Zeervaart (FWZ)). Op verzoek van het toenmalige bestuur trad hij per 01-08-1961 bij de CKV in dienst als bestuursassistent voor de vakgroep Kapiteins en Officieren. Hij werkte daarbij afwisselend in de havens van Rotterdam, Hamburg, Bremen en Antwerpen.

Van 10-06-1963 tot 31-05-1964 was hij belast met de leiding van het bondskantoor in Singapore. Na terugkomst kreeg hij de leiding van het bondskantoor in Amsterdam aan de N.Z.-Voorburgwal 130.

Per 01-01-1965 werd hij benoemd tot Adjunct secretaris met standplaats het hoofdkantoor aan de Heemraadssingel 323 te Rotterdam

Hij was o.a. bestuurslid van het Pensioenfonds voor de Koopvaardij, het Algemeen Ziekenfonds voor Zeelieden, de Bedrijfsvereniging voor de Koopvaardij en de ontslagcommissies voor zeevarenden van de Gewestelijke Arbeidsbureaus te Rotterdam en Amsterdam.
Hij woonde inmiddels te Rotterdam, IJsselmonde, aan de Kouwenoord 43.

Op 1 juni 1969 nam hij ontslag wegens principi�le meningsverschillen met het dagelijks bestuur en trad op die datum in dienst van de Stichting Mechanische Registratie en Administratie van de N.H.Kerk (S.M.R.A.) te Delft in de functie van personeelschef en verhuisde naar Delft, Roland Holstlaan 1103.

Per 1 januari 1975 werd hij benoemd tot Hoofd Personeelszaken en Organisatie bij Panocean Tank Storage Ltd. (thans Paktank Chemical Nederland BV).

Inmiddels was zijn 1^e huwelijk be�indigd en woonde hij aan de ‘s Gravelandseweg te Schiedam. Na zijn 2^e huwelijk woonde hij achtereenvolgens in Hoogvliet (Parelvisserstraat 73 en aan de Stormshoek 26) in Nieuwenhoorn (gemeente Hellevoetsluis) aan de Rijksstraatweg 191, in Hellevoetsluis aan de Industriehaven 6 en de Valentijn Klotzstraat 205.

Medio 1994 was hij samen met vertegenwoordigers van de Havenvakbonden en de Scheepvaart Vereniging Zuid betrokken bij het ontwerpen en uitwerken van de z.g.
"56+ - regeling" voor het personeel in de Rotterdamse haven, als onderdeel van de Herstructurering van de Rotterdamse haven.

Deze regeling werd op 1 januari 1995 ingevoerd. Per 1 juli 1995 ging hij, gebruik makend van deze regeling, met vervroegd pensioen.

Tijdens zijn studie ging hij regelmatig naar Nicaragua om daar als vrijwilliger te werken aan de opbouw van het land na het Somoza tijdperk.

Na zijn studie was hij gedurende twee jaar als docent verbonden aan de Universiteit te Mangua in Nicaragua. In deze periode trad hij in het huwelijk en werd ook zijn zoon geboren. Hij trad in dienst van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen en is daar momenteel nog steeds werkzaam.

Hij werkte vervolgens via een uitzenbureau op het vliegveld Ypenburg en vervolgens bij TNO te Delft.